Abelen vormen lustpriëlen,
maar wie graaft, riskeert een kuil.
De oude dief lonkt naar juwelen
en portefeuilles in percelen
die aan de burger zijn ontstolen.
Bezit is diefstal, leerde school.
Hoe anders de industriëlen!
Zo menigeen houdt zich graag schuil
en praat slechts pruilend over “delen”.
In ribfluweel en luchtkastelen
speelt hij toneel met zijn idolen:
hoe spaar ik zowel geit als kool?
Doordat zij zo het volk misdelen,
krakelend in hun eigen zuil,
bedreigen zij het lot van velen.
Men ziet de naarste taferelen.
“Kaltstellen” wordt warm aanbevolen.
Vergeeft u mij de hyperbool.