Uitkomsten Groot Nederlands Taalonderzoek roepen vragen op

De resultaten van het Groot Nederlands Taalonderzoek naar de woordenkennis binnen het Nederlandse taalgebied zijn bekend, althans de momentopname van eind oktober 2013. Meedoen kan namelijk nog steeds; ongeveer vierhonderdduizend mensen gingen u voor.

Tegenover de animerende uitzending van het tv-programma Labyrint, met smeuïge zij het redelijk voorspelbare reacties van de mens op de straat, verschijnen blogposts op Onze Taal en Neder-L van enkele taalkundigen die de waarde van de resultaten in twijfel trekken. Onderzoeker Brysbaert onderscheidt in een interview in Open Taal taalkundigen nogal schematisch van psychologen – “als ik dat zo extreem mag stellen”. Nee, blijkbaar niet, en samen met de eerste beschrijving van de resultaten leidt dit tot kritische columns. Aan de vooravond van Kerst eindigt dit, geheel in stijl, met “Maar er is altijd hoop”.

Laat ik me in afwachting van nadere publicaties over de grote hoeveelheid testdata beperken tot een reflectie op mijn eerdere blogpost, geschreven nadat ik zelf de test had gedaan. Van de 70 bestaande woorden die in mijn testlijst voorkwamen, kunnen we nu nagaan hoe bekend (herkend) die zijn bij de deelnemende Nederlanders en Vlamingen. In de meeste gevallen gaan de beide regio’s ongeveer gelijk op. Hieronder staan de uitzonderingen (hoger = vaker als bestaand woord herkend). In het rapport hanteren de Gentse onderzoekers als criteria dat een woord typisch Zuid-Nederlands of Noord-Nederlands is als het door minstens 90% van de deelnemers gekend is in het het land zelf en er een verschil van minstens 10% is tussen de landen. Volgens deze criteria is afkleden (91,4% bekend bij Nederlanders en 60,4% bij Vlamingen) in “mijn” lijstje typisch noordelijk en ijsventer (respectievelijk 81,8% en 92,4%) typisch zuidelijk. (Over ijsventer heb ik destijds ook lang moeten nadenken.) Simpelweg een groot verschil, zoals bij leukweg, geldt niet.

Verder val ik in de groep “ambitieuzen”: de mensen die niet met één testje genoegen nemen. “Hoe hoger de initiële score hoe meer kans dat ze de test meerdere keren herhaalden, wellicht omdat ze een score van minimaal 80% wilden hebben.” Waarmee mijn vraag van vorige keer niet is beantwoord, maar mijn gedrag blijkbaar wel normaal is.

This entry was posted in Uncategorized and tagged . Bookmark the permalink.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *